Kilte zonder eind
Mariëlla Pichotte | 8weekly
Bewegingstheater of mime moet je begrijpen zonder woorden; als bezoeker ben je afhankelijk van je zintuigen, niet van je taalvaardigheid. De voorstelling Einde oefening laat je voelen, horen en zien dat het einde niet altijd hoeft te komen. Nadat de toneellichten al een tijdje aan zijn komen drie mannen het grote donkerblauwe vloerzeil oplopen. Ze lopen naar een zijde van een wit vierkant dat daar met lijnen is aangegeven. Bijna dreigend kijken ze elkaar aan. Ze blijven elkaar observeren, terwijl ze ieder met grote tussenpauzen een paar keer van zijde veranderen.
Bij mime denk ik aan Hakim van Sesamstraat, of een man met een wit geschminkt gezicht die doet alsof hij een zware koffer probeert op te tillen. Het spel van de drie mannen in Einde oefening lijkt daar echter helemaal niet op. Hun gebaren zijn niet duidelijk, en het verhaal dat ze vertellen ook niet. Tenminste, niet in eerste instantie. Je ziet drie mannen die elkaar in doodse stilte, op het kraken van de vloer na, angstvallig in de gaten houden. Maar wat het betekent wordt niet ‘gemimed’.
Saamhorigheid
De tekst van de flyer geeft wel uitleg. Volgens bedenker Roy Peters gaat Einde oefening over het besef dat alles een einde heeft en over de weigering om je daarbij neer te leggen. De mannen op het toneel doen ‘een poging om saamhorigheid in stand te houden’, en in de loop van de voorstelling wordt het duidelijk hoe moeilijk dit is. Ze komen tot het besef dat het volmaakte dat ze zoeken niet bestaat, zo lees ik, en daarmee verbeelden ze het grote einde – het einde van het leven.
Dreiging
Met dit in mijn achterhoofd wordt de voorstelling duidelijk. De mannen kijken niet zomaar naar elkaar, ze zoeken naar verbondenheid en blijven dat doen totdat ze weer van de vloer aflopen. De verschillende ‘oefeningen’ of sets van bewegingen die ze opvoeren hebben geen eind, ze gaan vloeiend in elkaar over. Het contact tussen de mannen op het podium is hecht: de synchronie van het trio is perfect. Het lijkt alsof de mannen samen aangesloten zijn op een aan- en uitknop. Met een druk op de knop staan ze tegelijk stil of komen ze weer in beweging.
Alles speelt zich af tegen de achtergrond van een voelbare en soms ook hoorbare onderhuidse dreiging. Die dreiging zit in de blikken van de mannen naar elkaar en naar het publiek, maar ook in de gebruikte geluidsfragmenten. Er klinkt af en toe donkere muziek van Current 93, Frank Zappa en Olivier Messiaen. Na de stilte van de eerste scène rollen de mannen over het zeil, terwijl een krakerige stem – als op een oud cassettebandje – enkele zwaarmoedige zinnen blijft herhalen. Het klinkt donker en kil als zinnen uit een horrorboek.
Geen uitweg
Roy Peters’ werk heeft een herkenbare thematiek, die ook in deze voorstelling naar voren komt. Het gaat bij hem over de ‘kale essentie van het bestaan’: over mensen die zich staande proberen te houden in ruimte en tijd en daarvoor steun zoeken bij elkaar. In Einde oefening ontmoeten de spelers elkaar wel steeds weer in hun gezamenlijke bewegingen, maar ze vinden daarin geen uitweg, geen oplossing. Daarmee heeft het stuk, net als de bewegingen van de mannen, geen einde. De dansers verdwijnen van de vloer en het licht gaat uit.
Drie mannen en een blauw vlak blijven boeien tot het eind
Mirjam van der Linden | de Volkskrant
Drie mannen en een blauw vlak. Er komt straks nog wel wat tekst en muziek door de speakers – Current 93, Frank Zappa, Olivier Messiaen – maar Einde oefeningdraait om deze drie heren in hun doodgewone broekjes en truitjes en om dat blauwe vierkant met binnenin een witte rand. Hun enige echte tegenspelers van belang zijn de tijd en de verwachtingen van het publiek.
Net als in zijn vorige mimeproductie Gemeenschap(2003), een soort gymnastiekdiscipline op Sjostakovitsj, zoekt regisseur Roy Peters het ook dit keer in de eenvoud. Kaal, precies, onopgesmukt is het handelen van de rossige Jakop Ahlbom, de kalende Andreas Scharfenberg en de donkere Melih Gençboyaci. En het weinige dat ze doen, wordt eindeloos herhaald. Behoorlijk minimalistisch dus, deze ‘oefening in een einde maken aan’, synoniem voor ‘het leven’.
De heren proberen verschillende strategieën. In doodse stilte kijken ze elkaar aan, zonder blikken of blozen en de armen voortdurend slap langs het lijf. Het lijkt saai, maar er zijn talloze varriaties van blikken mogelijk tussen drie mensen. Terugkijken, wegkijken, niemend die iemand aankijkt, twee staren er naar één etcetera. Je probeert er een systematiek in te ontdekken, ook dat houd je bezig.
In deze bijna meditatieve toestand werkt het opeens gaan liggen als een donderslag bij heldere hemel. Terwijl een computerstem brabbelt over een nieuw plan voor deze wereld, leunen de mannen op hun zij of rollen ze traag over het blauwe vlak. Pefect synchroon, de ogen droomachtig gesloten. Het geeft de toeschouwer alle ruimte om zelf ook weg te zweven en na te denken over het heelal, schilderijen van Keith Haring of wat dan ook.
Maar het leven blijft hardnekkig lonken en dus gaat de derde poging om afscheid van elkaar te nemen nog een stapje verder: een soort van dansje wordt het nu, op muziek zelfs. Met vooral stram scharende armen, als militairen zo gedrild, en nog altijd met die wezenloos starende ogen.
IJzersterk zijn de lichaamshoudingen. Daaraan zie je wat mimespelers zo uniek maakt: hun uiterst verfijnde besef van en controle over de beeldkracht van elke beweging, hoe klein ook. En bij goede mimespelers is er altijd dat geheim; met name de lijven van Ahlbom en Scharfenberg doen voortdurend vermoeden dat er onderhuids van alles speelt.
Einde oefening is behoorlijk ascetisch en vergt concentratie van spelers én toeschouwers. Maar in haar consequente strengheid en metaforische geladenheid prikkelt de voorstelling ook; je blijft kijken naar deze drie mannen en een blauw vlak. Al is het maar omdat je wilt weten hoe deze oefening zal eindigen.
scan
Drie mannen op een blauw vloer
Simon van den Berg | Het Parool
Drie mannen op een glimmend blauwe vloer. Een witte rechthoek geeft het speelveld aan. Rondom staan de drie mannen. Ze zien er opvallend onopvallend uit. Bandplooibroeken en coltruien in aardetinten, uitgestreken gezichten. Het lijkt alsof er niet gebeurt. De mannen kijken naar elkaar. Soms naar de een, dan weer naar de ander. Soms loopt er een naar een andere plek om de anderen vanaf daar te bekijken.
Roy Peters behoort tot de jonge garde in de Nederlandse mime. Hij heeft weinig te maken met de slag- en stootmime van Bambie of de praatmime van Carver en Marien Jongewaard. Hij heeft meer gemeen met de uiterst abstracte esthetiek van Sanne van Rijn, met wie hij eerder succesvol samenwerkte. Beiden maken voorstellingen die meer beeldende kunst of dans zijn dan toneel.
De eerste scène duurt lang en lijkt te zijn bedoeld om het publiek in een meditatieve staat te brengen. Als de mannen plotseling gaan liggen, voelt dat als een enorme gebeurtenis.
Tijdens de rest van de voorstelling zien we ze liggen en in slow-motion weer opstaan, doelgericht rondlopen en geometrisch dansen. Soms op muziek, soms in stilte, soms op apocalyptische teksten van horrorauteur Thomas Ligotti, verteld door een gecomputeriseerde stem.
Daarbij dwingt de techniek van de performers (Jakop Ahlbom, Andreas Scharfenberg en Melih Gençboyaci) bewondering af. De minimalstische bewegingen zijn gracieus en licht en lijken uiterst gecontroleerd.
Peters’ beeldentaal is mooi maar beknopt. De vormgeving is precies, glad en leeg. De toeschouwer krijgt daardoor veel ruimte voor eigen associaties. Mededogen en eenzaamheid lijken thema’s. De titel lijkt te verwijzen naar de dood. Hoewel de spelers aan het eind steeds dichter bij elkaar komen, raken ze elkaar gedurende de voorstelling geen moment aan. De voorstelling eindigt in en aantal opeenvolgende eindbeelden, op muziek van Messiaen. Het zijn beelden van eenzaamheid, maar ook van troost.
De hoge abstractiegraad maakt de voorstelling niet eenvoudig toegankelijk, maar de schoonheid van de beelden en de perfectie van de uitvoering maken het een genoegen om naar te kijken.
scan